Op de aangrenzende noordelijke oeverwal van de Gaag woonden in het begin van onze jaartelling enkele Cananefatenfamilies. De bodem bestaat daar uit zavelige klei. In het najaar van 1978 is achter de Brugstraat een boerenerf uit de tweede eeuw opgegraven. Het gebied rond de sloot was toen wildernis: op de veenbodem groeiden riet en licht hout, zoals wilgen en elzen. Bij de aanleg van de riolering zijn op diverse plaatsen grote pakketten riet aangetroffen. Door de woningbouw is hier veel veranderd, maar het vrije zicht op de toren van de N.H. kerk, een baken in de tijd, bleef bestaan. Is er bij het ontwerpen van Rozemarijn bewust rekening gehouden met deze zichtlijn of berust de situatie op een gelukkig toeval? |